Als je de huidige statistieken van zelfdoding ziet, zou je het niet denken, maar er wordt wereldwijd regelmatig onderzoek gedaan naar suïcide en hoe dat effectief kan worden voorkomen.
Maar helaas is onderzoek niet hetzelfde als daadwerkelijke antwoorden en oplossingen.
Uit ieder onderzoek komen aanbevelingen voort, maar vaak zijn dat vooral aanbevelingen voor verder onderzoek naar bepaalde resultaten. En zelfs als een onderzoek uitmondt in concrete aanbevelingen, worden die zelden opgepakt door de personen en instanties die ze ook uit zouden kunnen voeren.
Dat is enorm frustrerend voor wie zelf met de handen in het haar zit omdat zijzelf of hun dierbare naaste suïcidaal is. Waar zijn al die onderzoeken goed voor als ze geen oplossing bieden? En waarom komen die er ook steeds maar niet?
Betrouwbaarheid voorop
Dit ‘veel geschreeuw maar weinig wol’ in onderzoek naar suïcidaliteit is deels terug te voeren op de algemene vereisten voor wetenschappelijk onderzoek.
Wil een onderzoek als voldoende betrouwbaar gezien worden door experts, instanties en hulpverleners, dan moet het aan verschillende eisen voldoen, waarvan twee de belangrijkste zijn.
Allereerst moet het onderzoek daadwerkelijk meten wat het zegt te meten. Klinkt logisch, maar zeker wanneer je alleen kunt registeren wat mensen aangeven dat ze ervaren (zoals in psychologisch onderzoek), is het soms best lastig om zeker te zijn dat wat ze aangeven ook te maken heeft met wat je wilde meten.
Daarnaast moet het onderzoek zo zijn opgesteld dat als iemand anders een tweede onderzoek met dezelfde opzet uitvoert, de resultaten hetzelfde moeten zijn. Ook dat is lastig in de psychologie, want wat wij als mens – en dus ook de respondenten in een onderzoek – denken, voelen en doen, wordt bepaald door een gigantisch scala aan verschillende mentale processen zoals herinneringen, associaties, ervaringen en verwachtingen. Het leeuwendeel daarvan vindt volkomen onbewust plaats: je maakt regelmatig gedachtesprongen waarvan je niet eens beseft dat je ze maakt. Dat is normaal, maar erg lastig om wetenschappelijk verantwoord te meten waarom je je voelt zoals je je voelt.
Nu weten onderzoekers in de psychologie en psychiatrie dit heel goed, dus zijn er door de jaren heen verschillende gestandaardiseerde onderzoeksmethoden ontwikkeld die bewezen hebben voldoende betrouwbaar te zijn. Veelal betreft het gestandaardiseerde vragenlijsten die vragen naar bepaalde gedachten, gevoelens en gedragingen en hoe vaak die voorkomen. Dit is overigens ook hoe diagnoses gesteld worden voor veel psychische aandoeningen.
Maar het is ook van belang wie die vragenlijst invult. Dat kunnen behandelaars zijn of de mensen zelf. Behandelaars zijn getraind en kennen het vakjargon. Die weten hoe ze de vragen moeten interpreteren om een wetenschappelijk betrouwbaar te antwoorden. Een leek weet dat uiteraard niet. Daar worden de vraagstelling in zulke vragenlijsten natuurlijk op afgestemd.
Maar is dat altijd voldoende?
Hoe je het vraagt
Wie last heeft van suïcidale gedachten ervaart de wereld anders dan ze normaal doen. Suïcidaliteit heeft, net als trauma, aantoonbaar effect op hoe je hersens werken. MRI-scans laten zien dat bepaalde hersenfuncties, waaronder tijdsbesef, taalbegrip en oorzaak en gevolg voorzien, niet of slechts beperkt actief zijn. In termen van Het Schip In Je Hoofd: de Kapitein schakelt af. Wie wel heel actief is, is de Scheepsjongen, oftewel het reptielenbrein. En die denkt niet in woorden of tijd.
Hier wordt bij het ontwikkelen van onderzoeksmethoden wel rekening mee gehouden. Zo is Dominic Interactive (DI) een onderzoeksmethode die gebruikt wordt om onder kinderen en jongeren op basis van self-assessment de aanwezigheid van kenmerken van een 9-tal psychische aandoeningen te evalueren. De jongeren geven door het beantwoorden van de vragen hun eigen inschatting (self-assessment) van in hoeverre zij bepaalde mentale, emotionele en gedragskenmerken bij zichzelf herkennen. Suïcidaliteit is een van die aandoeningen.
Deze onderzoeksmethode staat bekend als betrouwbaar, zeker onder de doelgroep waar deze voor gemaakt is. Dat is in grote mate toe te schrijven aan de wijze van vraagstelling: de vragen worden gesteld met audiovisuele hulp i.p.v. kale tekst. Ook worden in de versie voor kinderen onder 12 jaar geen vragen gesteld met een tijdslijn (bijv. “Hoe vaak in de laatste week/maand…”), ook omdat kinderen gewoon nog erg weinig begrip van tijd hebben.
Daarmee komt de DI methode tegemoet aan de manier waarop suïcidaal zijn je manier van denken verandert. Iets wat de meeste kale statische onderzoeken echter niet doen.
Wie je het vraagt
Als je dan besloten hebt om de mensen zelf de vragen voor te leggen, moet je als onderzoeker nog uitkiezen wie die mensen zijn. Voor statistische onderzoeken kan dat heel breed zijn, maar wanneer je wilt onderzoeken wat mensen ervaren en welke hulp ze graag zouden willen, kies je bij voorkeur die mensen uit die zelf met suïcidaliteit te maken hebben gehad.
En hier komt een moeilijkheid om de hoek kijken die niet te ondervangen is met de vraagstelling.
Doorgaans zijn respondenten voor dergelijk onderzoek mensen die ooit suïcidaal geweest zijn of die nu hooguit in een latente episode zitten (wel gedachten, maar geen directe drang om zichzelf iets aan te doen). Dat is logisch, want als iemand actief suïcidaal is, heeft die gerichte hulp nodig en geen vragenlijst.
Maar… wie actief suïcidaal is, denkt wezenlijk anders dan ze zelfs in een latente episode doen. Alsof er een knop om gaat. Wanneer de actieve episode voorbij is, gaat die knop weer terug en komen verschillende hersenfuncties ook weer beschikbaar. Waaronder het vermogen tot reflectie op je eigen gedrag. Het is dus mogelijk dat iemand die zichzelf echt iets aan wil doen een kwartier later totaal verbaasd is dat ze een poging hebben willen doen.
Hun antwoorden op de onderzoeksvragen kunnen dus wezenlijk verschillen tussen een actieve of een latente episode. De moeilijkheid ontstaat doordat iemand vaak de gedachten en gevoelens van een actieve episode niet terug kan halen – het deel van de hersenen dat herinneringen aanmaakt gaat uit als de knop omgaat – en dus vaak maar half kan antwoorden op vragen daarover.
Daar komt nog bij dat je voor het beantwoorden van vragen over je eigen gedachten, gevoelens en gedrag een bepaalde mate van zelfreflectie nodig hebt, en zoals gezegd staat ook dat deel van de hersenen uit tijdens een actieve episode.
Het gevolg is dat in een wetenschappelijk opgezet onderzoek, de kern van het probleem dus al snel onder- of zelfs onbelicht blijft. Vandaar dat er veel statische onderzoek is over hoeveel het voorkomt en onder welke omstandigheden de kans groter is dat iemand suïcidaal wordt, maar dat er weinig concrete aanbevelingen uit voortkomen waar individuen iets aan hebben.
Oplossingen zijn maatwerk
Wetenschappelijk gezien is het dus heel moeilijk om werkelijk te achterhalen wat iemand die suïcidale gedachten en gevoelens heeft ervaart, laat staan wat ze nodig hebben om vol te houden.
Daar komt nog bij dat iedere persoon anders is en andere dingen als helpend ervaart. Wat je op de donkerste momenten helpt of nodig hebt om vol te houden, kan zelfs per keer verschillen. Wat de vorige keer hielp, wil je nu niet, zonder dat je kan uitleggen waarom.
Zo frustrerend als dit is – voor jezelf, voor je naasten en zelfs voor hulpverleners – het is de realiteit. Er zijn geen sure-fire oplossingen die altijd en bij iedereen werken. Ja, er zijn bepaalde technieken die bij veel mensen positief effect hebben, maar een vast protocol is eigenlijk onmogelijk.
Hoewel onderzoek absoluut helpt om de risicofactoren van suïcidaliteit in kaart te brengen en aanbevelingen te doen hoe die te verminderen, denk ik dat wetenschappelijk onderzoek helaas niet is waar we de oplossingen, handvatten of behandelprotocollen gaan vinden om mensen te helpen die al in de sh*t zitten.
Het enige wat wel vrijwel iedereen die suïcidaal is kan helpen, en wat vrijwel iedere naaste of hulpverlener kan bieden, is er te zijn en te luisteren zonder oordeel. Dat is een van onze basisbehoeften als mens, of dat nu wel of niet wetenschappelijk te bewijzen is.
Wil je meer weten over wat er in iemands hoofd gebeurt bij suïcidaliteit? Klik hier. Ik geef regelmatig een kijkje achter dat scherm, vanuit eigen ervaring en die van anderen. Met een wetenschappelijk verantwoorde uitleg! 😉