Iedereen Neurodivergent?

Lekker makkelijk

Nu dat het ziekteverzuim wegens psychische klachten de pan uit rijst, met als oorzaak overspannenheid en aanverwante aandoeningen voorop, zie ik steeds vaker klaagzangen voorbij komen over hoe ‘iedereen tegenwoordig autisme of ADHD heeft’ en wat een onzin dat is, want vroeger was dat er allemaal niet en mensen moeten niet zo zeiken. 

Dat is lekker makkelijk scoren, want neurodivergentie – de verzamelnaam voor deze aandoeningen – is nog grotendeels onbegrepen onder het grote publiek. Genoeg mensen dus die mee willen schreeuwen over wat zij zien als ‘aanstellers’ en ‘profiteurs’, zonder ook maar enig besef wat neurodivergentie eigenlijk is, hoe de verschillende verschijningsvormen iemand’s leven tot op het kleinste detail kunnen beïnvloeden, laat staan hoe het inderdaad mogelijk zou kunnen zijn dat op dit moment meer mensen er last van hebben dan voorheen. “Ignorance is bliss”, tenslotte.

Voor wie wel de moeite wil doen zich te verdiepen in deze materie geef ik graag een uiteenzetting waarom het inderdaad lijkt alsof er momenteel iedereen neurodivergent is. En waarom dat misschien ook wel echt zo is, zij het om totaal andere redenen dan die de schreeuwers hierboven aandragen.

Disclaimer: ik ben zelf gediagnosticeerd neurodivergent en werk en leef al jaren met heel veel mensen die dat ook zijn. Je zou dus bijna zeggen dat ik misschien wel weet waar ik het over heb ;).

Wat is neurodivergentie eigenlijk?

De term ‘neurodivergentie’ betekent letterlijk ‘neurologisch afwijkend’. Dat wil zeggen dat je hersenen net even anders werken dan bij de meeste mensen. Die groep van meeste mensen wordt ‘neurotypisch’ genoemd.

De afwijking zit vooral in hoe je zintuiglijke prikkels en inkomende informatie verwerkt. Bij neurodivergente mensen tijdens bij prikkel- en informatieverwerking de betrokken delen van de hersenen actiever, minder actief of zijn andere delen actief dan bij neurotypische mensen het geval is.

Neurodivergentie kent verschillende verschijningsvormen die bekend staan onder de namen: Autisme (voluit Autisme Spectrum Stoornis), ADHD, hoogbegaafdheid en hoogsensitiviteit. Ook binnen die afgebakende termen verschilt wat er precies anders is van persoon tot persoon. Er is zoveel variatie mogelijk – en nog zoveel aan hersenfuncties dat niet in zulk detail in kaart is gebracht – dat de enige gemene deler die voor nu van belang is, is dat de hersenactiviteit aantoonbaar anders verloopt dan wat je bij neurotypische hersenen zou verwachten.

Neurodivergentie is dus een fysiek iets. Het is echt. Het zit alleen ‘tussen je oren’ omdat dat is waar je fysieke hersenen zitten.

Het is ook aangeboren: alle kinderen en volwassenen bij wie op enig moment wordt vastgesteld dat ze neurodivergent zijn, hebben de kenmerken daarvan al sinds de heel vroege jeugd (1-2 jaar of nog eerder) en ze houden die kenmerken in meer of mindere mate gedurende hun hele leven.

Kortom, je wordt er mee geboren en je gaat er ook mee dood. Genezen kan niet, evenmin als dat je de kleur van je ogen kunt genezen. Voor sommige kenmerken zijn medicijnen die kunnen helpen om er minder last van te hebben, zoals methylfenydaat bij ADHD, maar voor de meeste neurodivergenten is de enige optie: leer ermee om te gaan.

Omdat genoeg neurodivergenten dat ook wel lukt met dat ze ouder worden, lijkt het alsof neurodivergentie iets is waar je overheen groeit, maar dat is niet het geval. Hooguit werkt de natuurlijke vertraging van het neurologisch en biochemisch stelsel van ons lichaam in hun voordeel dat sommige kenmerken makkelijker te managen worden – en dus makkelijker te maskeren. Andere kenmerken, bijvoorbeeld het moeite hebben met emoties herkennen, blijven gewoon. Dat hoort bij je, je hele leven.

Daar komt bij dat er sterke aanwijzingen zijn dat neurodivergentie een erfelijke factor kent. Wanneer bij een kind autisme of ADHD wordt vastgesteld, is de kans heel groot dat één of beide ouders en/of één van de grootouders ook dusdanig veel kenmerken hebben dat ze zelf ook in aanmerking komen voor een diagnose.

“Waarom een diagnose?! Labels zitten je alleen maar in de weg!” hoor ik de online klagers roepen. Een goed moment om de term ‘diagnose’ eens nader te bekijken.

Diagnose, stoornis of stereotype?

Het woord ‘diagnose’ betekent dat een arts een aandoening heeft vastgesteld. Het woord zegt niks over de ernst van die aandoening, hoeveel last je ervan hebt en of het behandeld moet (en kan) worden. De arts stelt alleen vast dat het er is. Punt.

Ter illustratie: als je puistjes hebt en je huisarts stelt vast dat het acne is, dan is dat ook een diagnose.

Verder kan een arts alleen een diagnose stellen als de aandoening als aandoening wordt erkent in de medische wereld. Aandoeningen die nog niet goed begrepen worden of gewoon nog niet beschreven zijn door de medische stand kunnen niet officieel worden gediagnosticeerd. Zo krijgen eind jaren ‘90 steeds meer mensen te maken met RSI oftewel Repetitive Strain Injury als gevolg van veel computergebruik. Grootschalig en langdurig gebruik van computers waren nieuw en deze klachten ook. Artsen kenden wel tennisellebogen – wat ook een vorm van RSI is – maar of dit hetzelfde was, werd nog lang in twijfel getrokken. Die twijfel speelt nu nog steeds voor bijvoorbeeld Chronisch Vermoeidheid Syndroom (ME/CVS), omdat artsen nog niet weten hoe het ontstaat, ook al is het inmiddels wel een officiëel erkende aandoening.

Neurodivergentie Diagnoses Zijn Complex

Voor neurodivergentie is dit voorgaande van belang, omdat niet alle vormen van neurodivergentie als aandoening worden gezien. In het handboek voor psychische aandoeningen, de DSM-V, staan Autisme Spectrum Stoornis (ASS, waar alle verschillende uitingsvormen van autisme binnen geschaard worden) en de Attention Deficit and Hyperactivity Disorder (ADHD), met daarbinnen het onderscheid tussen de concentratie-variant, de hyperactiviteit-variant en de gemengde variant.

Wat echter niet in de DMS-V beschreven staat, is hoogbegaafdheid. Dit is echter wel degelijk een vorm van neurodivergentie, omdat de opvallende denkwijzen en denksnelheid van HB-ers vooral het gevolg is van de niet-typische wijze waarop hun hersenen informatie verwerken. Hetzelfde geldt ook voor hoogsensitiviteit (High Sensitive Perception of HSP), waarbij de prikkelregistratie en -verwerking anders verloopt dan normaal. HSP-ers merken vaak meer zintuigelijk prikkels op en/of ervaren die prikkels heftiger dan de meeste mensen. Dat kan in sommige gevallen een heel verstorend effect hebben op iemand’s dagelijks leven, maar het is geen officiële aandoening.

Dat deze vier aandoeningen aan elkaar verwant zijn, blijkt ook uit de overlap tussen de verschillende vormen van neurodivergentie. Vrijwel alle mensen met een neurodivergente diagnose uit de DSM-V ervaren ook klachten en kenmerken die horen bij HSP, maar niet iedereen die heel gevoelig is voor prikkels heeft ook kenmerken van ADHD, HB of ASS. HB gaat vaak samen met ASS, maar lang niet altijd. Hetzelfde geldt voor de combinatie van HB en ADHD. En ja, je kan er mee kwartetten: het komt niet heel veel voor, maar er zijn ook mensen met ADHD, ASS én HB, doorgaans gepaard met (veel) kenmerken van HSP.

Geen stereotype maar een spectrum

HSP, HB, ADHD en ASS zijn het gevolg van aangeboren, fysieke neurodivergentie in de hersenen. Echter, er zijn binnen iedere van deze enorm veel verschillende, soms sterk uiteenlopende uitingsvormen.  

Sommige vormen van ASS hebben ook invloed op motoriek, andere niet. Extreme vormen van HSP maken iemand gevoeliger voor psychoses, terwijl anderen vooral plezier aan beleven aan hun rijke zintuiglijk waarnemingen. Sommige ADHD-ers rennen rond en praten constant, terwijl anderen stilzitten en vooral druk zijn in hun hoofd. Sommigen kunnen zich nergens op focussen en worden door alles afgeleid, tot iets hun aandacht grijpt, ze in hyper-focus raken en ze niets anders meer opmerken. Sommige mensen met ASS hebben moeite met het herkennen van emoties bij zichzelf en anderen, terwijl anderen juist heel diep voelen en enorm veel empathie hebben. Sommige HB-ers zijn inderdaad heel goed in wiskunde, en anderen juist echt helemaal niet. Van die laatste ben ik zelf levend bewijs.

Er is dus geen stereotype van neurodivergentie. Sterker nog, er zijn zoveel verschillende manieren waarin iemand’s neurodivergentie tot uiting kan komen, dat een arts hooguit kan kijken naar bepaalde kenmerken die het vaakst voorkomen… en dus wordt uitsluitend op die kenmerken een diagnose gesteld.

Geen stoornis = geen diagnose

De DSM-V is een medisch handboek. Dat wil zeggen dat de psychische aandoeningen die hierin beschreven staan allemaal een stoornis zijn: een aandoening die het ‘normaal’ functioneren van iemand verstoord. Iemand moet dusdanig veel last hebben van hun neurodivergente kenmerken dat er sprake is van een stoornis wil een arts die diagnose kunnen stellen.

Het probleem van deze definitie is vooral zichtbaar bij hoogbegaafdheid. Goed, dat is geen DSM-V aandoening, maar het is wel een duidelijk voorbeeld. Hoogbegaafdheid is gedefinieerd als de intelligentste 2% van de samenleving. Dat wordt gemeten aan de hand van iemand’s IQ, welke meting gebaseerd is op een set gestandaardiseerde tests (hoewel daar ook verschillende sets van zijn).

Iemand die net onder de cut-off grens scoort, is dus officieel niet hoogbegaafd. Maar wanneer je bij de intelligentste 3% van de samenleving hoort, heb je nog steeds last van dezelfde obstakels, problemen en uitdagingen als die 2% boven je. Wel of geen officieel stempeltje hebben maakt daarin geen verschil.

ADHD wordt gediagnosticeerd aan de hand van een 18-tal punten. Wanneer je net niet genoeg hokjes aanvinkt, bijvoorbeeld omdat je niet zeker weet hoe je als kind op school was en er niemand anders is om antwoord op te geven op die vragen, krijg je niet de diagnose ADHD. Maar die concentratieproblemen waar je zo’n last van hebt en het plannen van je werk en huishouden wat niet lukt, daar heb je hoe dan ook echt last van.

Andersom: iemand die wel alle kenmerken van ADHD heeft maar niet in dusdanige mate dat het hun leven verstoord, heeft geen ‘stoornis’. Ze krijgen dan geen diagnose, maar zijn wel neurodivergent.

Je kan dus heel goed neurodivergent zijn zonder dat die diagnose wordt gesteld. Dat is belangrijk om in gedachten te houden waarom ‘iedereen’ ‘ineens’ neurodivergent lijkt te zijn.

Meer dan je denkt

Tijd voor wat cijfers. Niet tot drie cijfers achter de komma met zes bronnen, want de bronnen van deze cijfers staan gewoon op Google en dit is een opiniestuk, geen publicatie in The Lancet.

Internationaal onderzoek uit 2015 stelt dat ca. 0,66% van de bevolking ASS heeft. In Nederland ligt dat percentage dichter tegen de 2,5%, want er bestaat ook zo iets als toegang tot een psychiater wat niet iedereen wereldwijd heeft. ADHD is vastgesteld bij ca. 3% van de Nederlandse bevolking. Per de definitie van hoogbegaafdheid – ook al is dat geen medische aandoening – is 2% van de bevolking HB. Rekening houdend met enige overlap tussen deze neurodivergentievormen praten we dus over zo’n 3-5% van de bevolking.

Van HSP zijn geen cijfers bekent, want dit wordt op geen enkele wijze officieel vastgesteld. Maar, die schijn bedriegt.

Ontwikkelingspsychologen stellen, en uitgebreid onderzoek bevestigd, dat het temperament van heel jonge kinderen is aangeboren is. Temperament is verder stabiel over de tijd, dus verandert niet veel met dat een kind opgroeit en het staat los van situaties. Thomas en Chess beschreven verschillende temperamenten:

  • Het moeilijke kind (10%)
  • Het gemakkelijke kind (40%)
  • De langzame starter (15%)
  • Gemengd (35%)

Overlappend over deze indeling vond psycholoog Elaine Aron in de jaren ’90 een aanvullend type: het hoogsensitieve kind.

Dit type kind is veel opmerkzamer, houdt meer rekening met verschillende factoren dan de anderen kinderen, zijn perfectionistisch, hebben moeite met grote verrassingen, zijn gevoelig voor pijn en beleven dingen heel intens. En het gaat verder: heftige schrikreacties van plotselinge of onaangename geluiden, slecht tegen fel of veel licht kunnen, eten niet doorslikken vanwege de textuur, bepaalde stoffen niet willen dragen omdat het je stoort. Geluiden, geuren en visuele details opmerken die een ander niet merkt en soms ook daadwerkelijk niet waar kan nemen. Snel moe worden wanneer je in een drukke omgeving bent waarin veel gebeurt of veel mensen zijn. Er zijn nog veel meer kenmerken, die net als bovenstaande ook allemaal in de lijstjes van HSP-kenmerken terug te vinden zijn.

Aron beschreef dat deze kinderen vermoedelijk (dat was met de medische technologie van de jaren ’90 nog niet zo makkelijk te bevestigen) geboren waren met een opmerkelijk zenuwstelstel en hersenen dat informatie grondiger verwerkte dan bij andere kinderen: neurodivergentie.

Qua cijfers: haar onderzoeksresultaten gaven aan dat 15-20% van de kinderen dit hoogsensitieve temperament hadden.

Zelfs conservatief bekeken zou dit betekenen dat neurodivergentie maar liefst 3 keer vaker voorkomt dan de diagnosecijfers doen vermoeden. Aannemelijker is, gezien de groep mensen die geen diagnose hebben of willen ondanks hun neurodivergente kenmerken, dat het totale deel van de bevolking die een enige mate neurodivergent is dicht tegen de 20% aan ligt.

Dat betekent dat 1 op de 5 mensen daadwerkelijk neurodivergent is. Dat is absoluut niet marginaal meer te noemen, dus dat kan niet zomaar zijn ontstaan. Maar waar komen al die mensen die nu ineens allemaal vandaan?

Neurodivergentie in de achteruitkijkspiegel

Aangezien neurodivergentie een erfelijke component heeft, is het aannemelijk dat neurodivergentie niet iets is van deze tijd. Zeker als nu 1 op de 5 mensen in enige mate neurodivergent is, moeten die genen al een behoorlijke tijd in de genenpoel aan het rondspetteren zijn.

Dat bewijzen is echter heel moeilijk. De diagnoses voor neurodivergentie worden gesteld op basis van interviews met de betrokken persoon. Zelfs al is er één aanwijsbaar gen verantwoordelijk (en geen combinatie van genen) dan weten we nog niet welke, laat staan dat we op de overblijfselen van overledenen post-mortem een diagnose kunnen stellen.

Toch zijn er wel redenen om aan te nemen dat de verschillende vormen van ASS, ADHD, HB en HSP van alle tijden zijn. De geschiedenis zit vol met broodkruimels. Mensen als Leonardo Da Vinci en Benjamin Franklin waren briljant uitvinders met een tomeloze energie en veelzijdigheid. Zij en velen anderen waren echte ‘homo universalis’, zoals hoogbegaafden soms ook genoemd worden. In de Middeleeuwen waren er de narren: bewegelijke, drukke, creatieve maar vaak ook intelligente mensen. Ook de verhalen van kluizenaars die steden en dorpen te druk vonden en liever niet te veel mensen zagen zijn eeuwen oud. Genoeg mensen die graag strikte regelmaat hadden, vonden dat in kloosters en abdijen.

Over de neurodivergenten wiens kenmerken minder goed te handhaven waren in de samenleving destijds – bijvoorbeeld doordat het hun motoriek of spraakvermogen verminderde – bestaan minder florissante verhalen. Iets over ketenen, martelingen en kooien… Of deze mensen daadwerkelijk neurodivergent waren zullen we nooit weten, maar dat er door de hele geschiedenis heen mensen zijn geweest met psychische aandoeningen die ook weerslag had op hun lichaam, dat is bekend.

En dan is er nog de literatuur door de tijd heen. Ook daar worden karakters beschreven die in hun markante doen en laten dusdanig herkenbaar zijn als neurodivergent dat het bijna niet mogelijk is dat de schrijver hen uit het luchtledige heeft verzonnen. Mijn favoriete voorbeeld is Inspecteur Javert uit Les Misèrables van Victor Hugo (1862). In het boek blijkt gaandeweg dat de starre politieman niet zozeer genadeloos is als wel heel rechtlijnig in zijn interpretatie van recht, rechtvaardigheid en straf. Hugo beschrijft herhaaldelijk en in detail Javert’s overtrokken logische redenaties, die voor ons nu wel erg doen denken aan wat we tegenwoordig kenmerken van ASS zouden noemen. Het totaalbeeld is zo kloppend dat het moeilijk is te geloven dat Hugo, daar in de 19e eeuw, geen levend voorbeeld voor ogen had.

Neurodivergentie is dus geen modegrill van deze tijd. Waarom lijkt het dan nu als paddenstoelen uit de grond te springen?

De oorzaak daarvan is in mijn ervaring gillend simpel, maar nagenoeg onmogelijk op te lossen.

De Overprikkelde Samenleving

Wat alle neurodivergente mensen gemeen hebben, is dat ze prikkels op een andere manier verwerken. Neurotypische mensen filteren ontzettend veel prikkels zonder dat ze het merken. Neurodivergente mensen kunnen dat niet zo goed. Ze beleven zintuiglijke prikkels vaak veel intenser, zelfs tot het punt dat het ze hindert in hun dagelijks functioneren: ze ervaren dan overprikkeling.

Hoe meer en hoe meer verschillende prikkels, hoe groter de kans op overprikkeling. Hoe sneller prikkels elkaar opvolgen, hoe groter de kans op overprikkeling. Hoe heftiger de prikkels (luid, fel, flitsend, hard, etc.) hoe groter de kans op overprikkeling… En nog nooit eerder werden we iedere dag met zoveel heftige prikkels gebombardeerd als nu in 2023.

Prikkeldichtheid door de tijd

In het verleden was het relatief makkelijk om de hoeveelheid prikkels waar je aan bloot stond te beperken. Je kende de mensen in je dorp, op het veld of in de molen of waar je ook werkte. Je kende de omgeving en daar veranderde weinig aan. Nieuws kwam soms maar eens per maand. Reclame bestond niet, hooguit de marktkooplui die hun waren aan prezen op de weekmarkt.

Niet dat het zo idyllisch was, want hongersnood, oorlog en ziektes tierden welig. Maar zelfs tijdens zulke crises was het duidelijk wat je kon (en moest) doen: bidden. Niet dat dat de oplossing was, maar medicijnen waren er niet, en je vertrouwen stellen in een hogere macht omdat je letterlijk geen andere optie hebt, geeft toch een bepaalde rust en focus.

Dat veranderde met de Industriële Revolutie en de eerste aanzet tot de consumptiemaatschappij. Voertuigen gingen sneller en reizen werd voor meer mensen bereikbaar. De fabrieken werden voller en drukker, met grote, stampende stoommachines en veel kabaal. Steeds meer mensen werkten hier een steeds groter deel van de dag. De steden werden voller, drukker, er was meer te koop en er gebeurde meer. Daarmee kwamen dagelijkse kranten, extra edities, reclameboodschappen in de straten en op papier. Meer mensen en meer verkeer, dus meer geluid, meer geuren…

Meer prikkels, meer gedachten, meer gevoelens. Het is eigenlijk niet vreemd dat men juist in deze tijd voor het eerst interesse kreeg in de studie van de menselijke psyche: de psychologie.

De 20e eeuw deed er nog een prikkelschepje bovenop met eerst radio en later TV in iedere huiskamer. Nu, in de 21ste eeuw, hebben we internet in onze broekzak op smartphones die ons de hele tijd om aandacht vragen. Zeker de laatste paar decennia is het aantal prikkels waar wij aan blootgesteld worden exponentieel gegroeid. Dat is geen oordeel – internet en smartphones hebben zeker zoveel voordelen als nadelen – maar die verandering is wel een aantoonbaar feit.

Verborgen neurodivergenten

Het gevolg van die groeiende prikkeldichtheid is dat neurodivergente mensen die voorheen prima vooruit konden nu hinder ondervinden van hun prikkelgevoeligheid. Steeds meer van die 20% heeft zoveel moeite met prikkel- en informatieverwerking dat het hun dagelijks functioneren verstoord. Daarmee kwalificeren deze verborgen neurodivergenten ineens wel voor een officiële diagnose, want nu is het wel een stoornis geworden. Niet omdat die persoon is veranderd of hun aandoening erger zou zijn geworden, maar puur omdat de omgeving en de samenleving is veranderd.

Er zijn er dus niet ‘ineens’ meer neurodivergente mensen, maar wel steeds meer mensen van die nu last krijgen van hun neurodivergentie. Het wel of niet hebben van een diagnose verandert tenslotte niks aan hoe jouw hersenen werken.

Overspannenheid: De Grens Vervaagt

Ieder mens, neurotypisch of neurodivergent, moet de prikkels die je opdoet verwerken. Hoeveel je kan hebben en hoe makkelijk je dat verwerkt, is voor iedereen anders. Maar ook neurotypische mensen hebben hun grenzen daarin.

Sommige prikkels zijn wij als mens nu eenmaal als soort gevoeliger voor: de prikkels die ons waarschuwen voor gevaar. Welke prikkels we associëren met gevaar is redelijk standaard ingebakken in ons instinct. Zo zijn wij allemaal net iets gevoeliger voor felle kleuren, snel wisselende beelden, bedrukte gezichten, huildende mensen, geschreeuw, losse woorden zonder context maar met een grote emotionele lading, zoals als ‘ramp’, ‘dood’ en ‘crisis’…

Kortom, vooral het soort prikkels waar de (social) media zich van bedient om onze aandacht te trekken en geld te verdienen.

Zowel publieke media als social media gebruiken deze prikkels om hun publiek recht in het onderbuikgevoel te raken. Bij de 80% van de bevolking die wel een typische prikkelverwerking heeft, is meer en grover geschut nodig om dat gewenste effect te bereiken, zeker nu mensen afgestompt zijn geraakt.

Maar de 20% die hier toch al gevoeliger voor waren en meer moeite hadden om dit te filteren, die krijgen die heftigheid niet meer gefilterd. Ze raken steeds verder overprikkeld en uiteindelijk overspannen.

Dan val je al snel in een neerwaartse spiraal: wie overspannen is, kan niet meer goed filteren. Dat is bij neurotypische mensen net zo zeer het geval als bij neurodivergenten. Een volledige burn-out is het compleet dichtslaan van alle input omdat filteren niet meer mogelijk is. Het stadium daarvoor komen prikkels nog wel binnen, maar het verwerkingssysteem is aangeslagen.

Kort gezegd, een neurotypisch persoon die overspannen is ervaart prikkels zoals een neurodivergent persoon dat altijd al doet.

Dus ja, iedereen is nu neurodivergent

De afgelopen paar jaar hebben crisis na crisis zich opgestapeld. De ene na de andere dreiging wordt door de media 24/7 en met steeds indringendere woorden en beelden steeds breder uitgemeten, terwijl we door fake news niet meer weten wat nog waar is en waar we nog op kunnen vertrouwen. En de hogere macht waar we ons tot voor kort nog tot konden wenden, daar geloven we massaal niet meer in.

We zijn als maatschappij collectief zo overprikkeld geraakt dat we eigenlijk allemaal overspannen zijn. De verzuimdata bevestigen dit beeld. Inmiddels is wel duidelijk dat de mensen die met burn-out, depressie, angstklachten en overspannenheid thuiszitten niet slechts uit die 20% met kenmerken van neurodivergentie komen, maar uit alle delen van de bevolking.

Ze hebben moeite met slapen, huilen snel, worden snel kwaad om niks of voelen zich juist leeg, zijn gevoeliger voor prikkels en kunnen ‘niets meer hebben’. Alles is teveel voor ze en rust lijkt nauwelijks te helpen. Iedere neurodivergent herkent dat wel: die mensen zijn gruwelijk overprikkeld. Niet gek dat zij zich dan ook ineens herkennen in lijstjes met titels als “10 tekenen dat je neurodivergent bent”.

Zijn al deze mensen ook daadwerkelijk neurodivergent? Nee. Neurodivergentie is aangeboren en blijvend, terwijl je van overspannenheid kan herstellen naar hoe het eerder was. Maar in de ervaring van overprikkeling lijkt het wel op elkaar.

En dan is er tot slot nog dat deel van die 20% die het eerder prima zelf kon rooien, maar dat nu steeds minder lukt. Die gaan op zoek naar hulp, naar antwoorden… en niet zelden is dat antwoord dat ze inderdaad neurodivergent blijken te zijn.

Niet omdat dat nu de mode is, maar omdat ze dat altijd al waren. Alleen komt het nu in deze overprikkelde maatschappij pas aan het licht.

Kanaries in de mijn

Neurodivergente mensen zijn veel gevoeliger voor prikkels dan neurotypische mensen. Dat is een fysiek aantoonbaar feit. Dat neurodivergente mensen nu ineens overal lijken te zijn, is een waarschuwing: ons dagelijks leven, ons werk, onze relaties, de verwachtingen van anderen, onze hele samenleving zit zo bomvol met felle, harde, expres onverdraaglijk gemaakte prikkels dat zij zich wel moeten terugtrekken. Geen nieuws, geen TV, geen media, maar ook geen contact met anderen, geen boeken, geen werk met collega’s… want het is teveel. Veel te veel.

Op dit moment trekken de neurotypische mensen het nog wel. Tenminste, de meeste dan toch. Hopelijk. Maar ook bij hen is de rek eruit. Bij iedereen is de rek eruit. Je ziet het overal: de samenleving verhardt, wordt agressiever, polariseert. Niet meer open staan voor andere ideeën dan waar jij je prettig bij voelt. Je veilig bij voelt. Ook dat is een manier om je terug te trekken en af te sluiten van het teveel aan prikkels.

Dit gaat allang niet meer alleen over ziekteverzuim en de zorgkosten. Dat zijn slechts symptomen van een veel groter probleem: collectieve overspannenheid als gevolg van langdurige, collectieve overprikkeling.

Onze samenleving is burnt-out geraakt. De plotseling sterke zichtbaarheid van neurodivergentie is een bloedrood teken aan de wand, maar de vraag is of we als samenleving bereid zijn die waarschuwing ter harte te nemen.

About the author

Christel Vogels developed the Ship Psychology Method as a playful means to understand your own mind. As coach and trainer, she teaches people how managing their thoughts, feelings and behaviour can help to improve their mental quality of life.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.