Bij een burn-out moet je minder doen, prikkels verminderen en jezelf vooral rust gunnen. Daarover is iedereen het wel eens. Toch zijn er mensen die met burn-out klachten juist doorwerken tijdens hun herstel. Anderen zitten wel thuis, maar zelfs volledige rust lijkt niet te helpen. Hoe kan dat?
Een tijdje terug schreef ik een artikel waarin ik de groeiende groep mensen met overspannenheids- en burn-outklachten koppelde aan chronische overprikkeling in de hele maatschappij. Ik kreeg toen de terechte vraag hoe dat dan zit met onderprikkeling.
Want ook van onderprikkeling kan je burn-outklachten krijgen: een bore-out. Sterker nog, onderprikkeling kan, net als chronische overprikkeling, lijden tot langdurige zware depressie, angststoornissen en suïcidale neigingen. Alleen, de benodigde aanpak om te herstellen is volkomen anders en alles behalve rechtlijnig.
In dit artikel ga ik uitgebreid in op het verband tussen verveling en onderprikkeling, hoe dat kan leiden tot een bore-out, waarom die moeilijk te onderscheiden is van een burn-out, en waarin het verschil zit bij de weg naar herstel.
Dodelijk saaie klusjes
Ik stel het altijd zo lang mogelijk uit, maar op enig moment moet het toch gebeuren: de kamer stoffen.
Terwijl ik met een poetsdoek over de meubels ga, is mijn hoofd bezig met een gesprek met een wildvreemde. Die persoon is het niet eens met mijn ideeën en probeert me bij m’n enkels af te zagen met overtrokken argumenten. Dat laat ik natuurlijk niet gebeuren, dus ik haal allerlei tegenargumenten van stal om terug te zagen. Dat wordt al snel een enorm verhitte discussie waarbij over en weer wordt geschreeuwd (dat doe ik normaal maar hoogst zelden), we allebei op de man spelen (wat tegen mijn principes is) en het bijna tot een vuistgevecht komt (wat in mijn 43 jaar nog nooit is gebeurd). De situatie loopt volkomen uit de hand en mijn bloed kookt.
Pisnijdig gooi ik de stofdoek bij de vuile was en maak al mopperend en vloekend een kop thee om tot rust te komen. Dat werkt meestal wel. Dit is tenslotte niet de eerste keer dat ik compleet uit mijn slof schiet tijdens het poetsen, stofzuigen of afwassen.
Dit is waarom ik een #*$(%&!-hekel heb aan huishoudelijke klusjes: ik word er letterlijk gek van.
Toch gaat het nu veel beter dan vroeger. Jarenlang was iets als stoffen of overhemden strijken voor mij een gegarandeerd enkeltje naar een suïcidale episode. Als je nu roept “stel je niet aan, dat kan helemaal niet,” lees dan vooral verder.
Ik ben namelijk niet de enige. Genoeg mensen ervaren iets soortgelijks, niet alleen bij domme huishoudklusjes of saai kantoorwerk maar ook bij het lopen, fietsen of sporten. Voor ze het beseffen voelen ze zich kwaad worden om niks, of raken verstrikt in een web van negatieve gedachten dat zo diep gaat dat het uiteindelijk hun gevoel van eigenwaarde door het putje trekt.
Kort gezegd: tijdens een activiteit die eigenlijk geen denkwerk vereist, slaat hun hoofd op hol. Meestal zonder dat ze dat zelf merken.
Omgaan met verveling
Om te begrijpen hoe een saai klusje je hoofd dusdanig overhoop kan gooien, is het handig om te weten dat de menselijke hersenen niet één orgaan zijn, maar eigen drie, ieder met hun eigen taken, verantwoordelijkheden en zwaktes. En ze zijn niet eens volledig met elkaar geïntegreerd, waardoor we regelmatig tegenstrijdigheden in onszelf ervaren tussen wat we denken, voelen en doen.
In vogelvlucht:
· Het rationele brein – taal, cijfers, tijdsbesef, kansberekening dat iets wel/ niet zal gebeuren.
· Het emotionele brein – creatief, sociaal, fantasie, denkt in ‘wat nou als…?’
· Het instinctieve brein – overleven, denkt in hier-en-nu en doen/niet-doen.
Ieder van deze breinen heeft dus hun eigen manier van denken, maar net als de bemanning van een schip zullen ze toch moeten samenwerken om hun vaartuig (ons lijf) drijvende te houden.
Wanneer we een probleem tegenkomen, lossen onze hersenen dat op met ‘meeste stemmen gelden’. Als ze het alle drie eens zijn met de voorgestelde oplossing, is er geen probleem. Daar merk je ook weinig van, want wat je denkt, voelt en doet ligt op één lijn.
Maar als je emotionele brein dat taartje wilt “want het smaakt zo lekker”, terwijl je instinctieve brein zegt dat je geen honger hebt en je rationele brein beargumenteerd dat dat taartje een hoop onnodige calorieën bevat, dan is er frictie. Je hebt wel zin in die taart, maar omdat je zowel rationeel als instinctief/fysiek er geen behoefte aan hebt, is de kans groot dat je het laat staan.
Heb je wél honger, dan verschuift je instinctieve stem van ‘niet’ naar ‘wel’. En dan kan je rationele brein argumenteren over calorieën en suikers tot ‘ie erbij neervalt, maar dat taartje is van jou!
Met dit in gedachten, laten we kijken naar hoe verveling tot stand komt.
De automatische piloot
Wanneer iemand zegt dat ze iets op de automatische piloot doen, kan je dat heel letterlijk nemen. Je merkt het zelf wel wanneer je ‘ineens’ een kop koffie in je hand hebt zonder je te herinneren dat je ‘m gezet hebt, of wanneer je tijdens het autorijden ‘ineens’ beseft dat je al bij je afslag bent.
Het menselijk brein is uitstekend in staat om routinehandelingen te doen zonder daar bewust over na te denken. Je kan het zien als dat het instinctieve brein een programma uitvoert dat zo simpel, repetitief en/of ingesleten is dat je er rationeel en emotioneel/creatief niet meer bij hoeft na te denken.
De reden voor die automatische piloot is eenvoudig: energiebesparing. Onze hersenen verbruiken zo’n 20% van onze totale energiebehoefte, dus als dat tijdelijk met 2/3e teruggeschroefd kan worden, scheelt dat een hoop.
Voor sommige mensen is simpel werk daarom rustgevend. Ze hoeven even nergens over na te denken, en doen dat ook niet. Het is goed zo, dus voor hen is er op zo’n moment geen sprake van verveling. Maar niet iedereen vindt dat soort rust daadwerkelijk rustgevend.
Wat is verveling?
Verveling ontstaat doordat je mentaal onderprikkeld raakt. Dat wil zeggen dat de hoeveelheid aan zintuigelijke en mentale input die je krijgt minder is dan de huidige informatieverwerkingssnelheid van je hersenen.
Je merkt je eigen verwerkingssnelheid aan hoe alert je bent: hoe snel je reageert op de wereld om je heen. Dus je hebt vast al door dat die verwerkingssnelheid geen vast gegeven is. Tenslotte, als je ’s avonds moe bent, ligt die snelheid lager dan wanneer je net je derde kop koffie op hebt. Als je bepaalde input leuk of interessant vindt, gaat je verwerkingssnelheid tijdelijk omhoog, terwijl je hersenen minder snel lopen voor iets wat je eigenlijk maar saai vindt.
Als je snelheid op enig moment hoger ligt dan de hoeveelheid prikkels die je binnenkrijgt, gaan je hersenen op zoek naar iets om mee bezig te zijn. Let maar eens op: na die ene kop koffie die eigenlijk teveel is beweeg je sneller, schieten je gedachten van hot naar her en wordt concentreren juist moeilijker in plaats van makkelijker. Je wilt zes dingen tegelijk aanpakken, liefst allemaal nu meteen, maar oh, die auto op de parkeerplaats heeft ook wel een heel mooie kleur.
Natuurlijk heeft niet iedereen koffie nodig om zo lekker alert te zijn, maar als je hoofd zo werkt zonder de hulp van stimulerende middelen, dan is dit artikel voor jou dubbel zo belangrijk. Je begrijpt snapt zo wel waarom.
De reden dat wel gezegd wordt dat een beetje verveling gezond is, is juist omdat verveelde hersenen werk gaan zoeken. Je gaat eerdere situaties analyseren om daar lering uit te trekken, je verzint een leuk verhaal om jezelf te vermaken, of je neemt een probleem waar je al langer mee rondloopt nog eens extra onder de loep. Daar hebben je hersenen nu de tijd voor, want ze hebben letterlijk niets beters te doen.
Zelf prikkels creëren
Wanneer mensen zo onderprikkeld raken – verveeld, dus – dat het echt onaangenaam voelt, gaan hun hersenen uit zichzelf dingen verzinnen om bezig te blijven. Dat is een normale reactie op onderprikkeling.
Een verandering in de verwerkingssnelheid van de hersenen verandert echter niets aan de taken van de drie delen ervan. Terwijl het instinctieve brein op de automatische piloot de saaie klusjes doet, zijn het dus het emotionele brein en het rationele brein die zichzelf bezig gaan houden. Dat doen ze, naar hun aard, als volgt.
· Dagdromen
· (Over)analyseren van andere situaties
· Combinatie van bovenstaande: over-analyseren van verzonnen situaties
Die tactieken zijn een logisch gevolg van de hersenfuncties: de eerste tactiek komt van het creatieve emotionele brein, de tweede komt van het rationele brein, en de derde is de combinatie van de voorgaande twee. Niet verwonderlijk, dus, dat ieder mens die zich verveeld juist van deze tactieken gebruik maakt. Dan doen we veelvuldig en is volkomen natuurlijk.
In gunstige gevallen leidt dat tot het nuttige effect van verveling: in het zoeken naar prikkels kom je op nieuwe ideeën, inzichten of oplossingen voor een probleem waar je al langer mee worstelde. Ook het evalueren van je eigen gedrag, gedachten en gevoelens in een eerdere situatie is een normale vorm van bezigheidstherapie voor een verveeld hoofd.
So far, so good.
Waar het mis kan gaan, is dat hersenen met een hoge verwerkingssnelheid ook relatief meer prikkels nodig hebben, in hoeveelheid maar ook in intensiteit, om goed te blijven functioneren. Als ze die prikkels niet krijgen, creëren ze die. Desnoods verzinnen ze problemen, als ze maar bezig kunnen blijven! Want langdurige onderprikkeling kan daadwerkelijk schade doen.
Ondragelijke onderprikkeling
De snelheid waarmee je hersenen informatie verwerken is variabel, maar ieder mens heeft ook een ondergrens: trager dan dat kunnen je hersenen niet werken zonder gedeeltelijk af te schakelen, wat ze normaal alleen doen wanneer je slaapt.
Wanneer de input zo oninteressant of zo weinig is dat je tegen die ondergrens aanloopt, ervaar je dat als uitermate onaangenaam. Voor sommige mensen voelt het zelfs bijna als fysieke pijn. Dat is voor een korte tijd wel te verdragen, maar als je die pijn vaak voelt over een langere termijn, trekt dat net als fysieke pijn een enorme wissel op je mentale, emotionele en uiteindelijk ook fysieke uithoudingsvermogen. De onderprikkeling wordt dan een vorm van overbelasting.
Je kan dus overbelast raken door verveling als je te vaak en te lang onder die ondergrens van je hersenen moet werken.
Waar die ondergrens ligt is niet voor iedereen hetzelfde. Iemand die graag rustig en gedegen te werk gaat, zal een relatief lage ondergrens hebben: ze vinden het prima als er regelmatig niet al te veel input is en raken ook niet snel verveeld. Deze mensen kunnen met plezier jarenlang hetzelfde werk doen, ook als dat werk weinig variatie kent.
Echter, bij iemand die van nature snel denkt, die makkelijk schakelt en graag met meerdere dingen tegelijk bezig is, ligt die ondergrens heel hoog: die raken heel snel verveeld. Ze zijn snel onrustig en ongeduldig, wisselen vaak van baan en veranderen ook van professie als hun huidige werkveld ze niet langer interesseert.
Zoals je zult begrijpen heeft die tweede groep mensen vaker last van een hoofd dat zo wanhopig op zoek is naar prikkels dat het op hol slaat.
Hoofd op Hol
Wat er gebeurt als je hoofd uit verveling op hol slaat, is dat je emotionele en rationele hersenen die anti-vervelingstactieken te ver doordrijven en daarbij de fysieke werkelijkheid uit het oog verliezen. Het gevolg is dat de verzonnen werkelijkheid net zo realistisch lijkt als de fysieke werkelijkheid.
Dit proces is beter bekend onder de meer gangbare naam “piekeren”, maar die term zoals de meeste mensen het kennen dekt niet de lading van het mentale proces erachter. Om te begrijpen wat een bore-out is en hoe onderprikkeling daartoe kan leiden, is het belangrijk om te zien hoe het mentale proces van piekeren in z’n werk gaat.
Automatische piloot ‘ontkoppelt’ onze fysieke waarneming
Je sterkste verbindingen met het hier-en-nu van de fysieke realiteit is je lijf, wat je vooral waarneemt via je zenuwstelsel, wat weer samenkomt met je hersenen in de hersenstam: het instinctieve brein.
Maar je instinctieve brein is nu even druk bezig met het uitvoeren van die routineklus. Die maakt daarbij wel gebruik van enkele vaardigheden van de andere twee hersenen, maar die twee hoeven daar geen bewuste tijd en aandacht aan te besteden: de automatische piloot.
De emotionele en rationele breinen hebben afstand genomen van die saaie routineklus zodat ze verwerkingsruimte hebben voor andere zaken. Door die afstand staat de communicatie tussen die twee en het instinctieve brein even op een laag pitje… en zodoende is ook je bewuste besef van de fysieke realiteit in het hier en nu maar heel beperkt.
Dromen zijn werkelijkheid
Je emotionele brein is waar je voorstellingsvermogen zich bevindt, je verbeeldingskracht. Dit deel is creatief, droomt en kan zich inleven in anderen en in situaties die niet hier-en-nu zijn. Kort samengevat denkt dit brein in “Wat nou als…?”. Maar die vraag kan twee kanten uitgaan.
Wanneer je dagdroomt uit verveling verzin je graag leuke scenario’s of fictieve verhalen. Dat is een doorgaans fijne ervaring die ik daarom als ‘positief’ benoem. Op andere momenten zijn die dagdromen beduidend minder fijn. Meestal dagdroom je dan over een situatie uit je eigen leven, bijvoorbeeld over de gevolgen van iets dat al gebeurd is (“wat nou als die ander nu denkt dat…?”) of over iets dat zou kunnen gebeuren (“wat nou als die ander zegt dat…, wat doe ik dan?”).
De gemeenschappelijke factor is dat het een dagdroom is, d.w.z. een situatie die niet echt gebeurt of is gebeurd, en dat deze dagdroom enorm realistisch voelt. Het emotionele brein kan namelijk geen onderscheid maken tussen iets wat je je voorstelt en iets dat je met je fysieke zintuigen hebt waargenomen. Dus zelfs als de situatie die je je voorstelt object beschouwd helemaal niet realistisch is, kan het wel ontzettend echt voelen. Alsof je daadwerkelijk daar met iemand ruzie staat te maken, ook al komt er geen woord uit je mond.
Dagdromen wordt piekeren
Je rationele brein is de analytische van het stel. Wanneer die zich verveeld, gaat ‘ie problemen zoeken. Die gaat bijvoorbeeld een echt gebeurde situatie napluizen op mogelijke problemen (“Die ander zei dit, maar volgens mij bedoelde hij eigenlijk dat. Dat zou betekenen dat…”), hoewel er geen aanwijzing hoeft te zijn dat er daadwerkelijk een probleem is.
Dit wordt ook wel over-analyseren genoemd. Je verveelde rationele brein kan zich daar he-le-maal in verliezen. Soms is dat best leuk en kom je ook op onverwachte oplossingen voor werkelijke problemen.
Echter, je rationele brein is meestal niet de enige die zich verveeld: je emotionele brein kan hun ‘wat nou als…?’ scenario’s voorschotelen aan je rationele brein om op te lossen. Dat kan heel positief uitwerken en tot enorm creatieve oplossingen leiden. Maar als je emotionele brein op de doemtrein zit, geeft die je rationele brein de meeste rottige – maar nog steeds fictieve – scenario’s om mee te werken. En bij iedere oplossing die je rationeel kan bedenken voor die scenario’s, kan je uiterst creatieve emotionele brein weer een andere ‘wat nou als…?’ verzinnen.
Die wisselwerking heeft regelmatig tot gevolg dat je een verzonnen, niet-realistische situatie gaat over-analyseren als of het een werkelijk bestaande situatie is. Terwijl je contact met het fysieke hier-en-nu nog steeds minimaal is zolang de automatische piloot aanstaat: je hersenen kunnen dus even geen reality check doen.
Als je in die ‘loop’ vastzit, merk je dat bij jezelf als piekeren.
Verzonnen gevaar is ook gevaar
Omdat je emotionele brein verbeelding en werkelijkheid niet goed uit elkaar kan houden en je rationele brein te druk bezig is met het analyseren van de gevaren die uit je verbeeldingskracht voortkomen om bij te sturen, kunnen die negatieve scenario’s waar je over dagdroomt even geloofwaardig en realistisch voelen als de ‘echte’ wereld. Je gaat dus je eigen dagdromen geloven.
Dat aspect van verbeeldingskracht is bekend: sporters en musici gebruiken verbeelding en visualisatieoefeningen om hun fysieke prestaties te verbeteren, en ook meerdere bewezen therapeutische methodes zijn hierop gebaseerd.
Zo kunnen we onszelf overtuigen van positief geladen overtuigingen, maar met negatief geladen overtuigingen gaat het nog veel sneller. Dat komt doordat ons instinctieve brein, ons overlevingsinstinct, niet reageert op positieve input, maar wel op negatieve. Dat is niet meer dan logisch: als de input positief is – d.w.z. het voelt prettig – dan is er geen gevaar en hoeft het instinctieve brein niet in te grijpen om je leven veilig te stellen. Die doet dan dus ook niets. Echter, is de input negatief geladen – d.w.z. het voelt niet prettig of zelfs bedreigend – dan betekent dat dat er ergens gevaar dreigt en wordt je overlevingsinstinct actief.
Dat actief worden merk jij als een stressreactie in je lijf: hartslag gaat omhoog, je wordt alerter, onrustig, spieren spannen zich aan, etc. Dat is namelijk de enige manier waarop ons instinctieve brein kan reageren op een situatie: niks doen, of stressen. Meer smaken zijn er niet.
Dus wanneer je midden in een zeer overtuigende dagdroom zit en het negatieve gevoel dat je in die situatie ervaart wordt sterk genoeg, dan triggert dat je overlevingsinstinct. Je instinctieve brein reageert op de doemscenario’s die je rationele en emotionele brein hebben bekokstoofd met een fysieke vecht- of vluchtreactie.
Maar…
Je instinctieve brein kent alleen het hier-en-nu, en hier-en-nu geven zowel je emotionele brein als je rationele brein aan dat er een bedreiging is. Je instinctieve brein ziet die dreiging fysiek niet, maar als allebei de andere zeggen dat er ‘iets’ is, dan gelooft ‘ie hen: meeste stemmen gelden.
De enige die nu nog een reality check kan doen is het brein dat wel fictie en werkelijkheid uit elkaar kan houden, en dat is je rationele brein. Maar die is inmiddels uitgeput van het doorrekenen van de doemscenario’s die je emotionele brein maar blijft aandragen, en daar is ‘ie nog lang niet klaar mee, want je emotionele brein heeft nog zat nare “wat nou als…?” gedachten om te laten analyseren.
…zie nu nog maar eens helder te krijgen welk gevaar echt is, en wat pure onzin verzonnen door je onderprikkelde (of overprikkelde) brein. Daarom is het zo moeilijk om ‘gewoon te stoppen’ met piekeren.
Gevolgen voor je geestelijke gezondheid
Dit proces van piekeren en over-analyseren is niet uniek voor bore-out. Sterker nog, de oorzaak van meerdere veelvoorkomende mentale problemen zijn vaak in meer of mindere mate terug te voeren op wat ik hierboven beschrijf.
Gegeneraliseerde angststoornissen (angsten zonder duidelijke oorzaak) en paniekaanvallen kunnen hierdoor ontstaan en worden ook door dit proces in stand gehouden. Afhankelijk van wat voor soort “wat nou als” je emotionele brein opgooit, kan het eveneens aanzet geven tot depressie, laag zelfbeeld en uiteindelijk zelfs het gevoel dat het beter zou zijn als je dood bent.
Niet verwonderlijk dat de symptomen van bore-out (en burn-out) veel overlap hebben met angststoornissen en depressie, soms zelfs inclusief suïcidale episodes.
Toch merken de meeste mensen niet wat er in hun hoofd speelt op zo’n moment, of hoe het doorwerkt. Ze merken wel dat ze veel piekeren en malen, maar omdat de start van dit proces onderbewust gebeurt – je hersenen gaan op zoek naar prikkels zonder dat jij daar bewust van bent – schrikken ze als het ware wakker op het moment dat het piekeren in volle gang is en nog maar moeilijk bij te sturen. Dat gevoel van geen controle hebben voelt vaak ook bedreigend, wat het piekeren alleen maar verder voedt.
Maar, terug naar de rol die piekeren als gevolg van onderprikkeling speelt bij het ontstaan van bore-outs.
Van onderprikkeling tot bore-out
Wat is een bore-out?
Wat is een bore-out eigenlijk? Net als een burn-out is het geen officiële psychiatrische aandoening, maar wordt het vastgesteld op basis van de beschreven klachten. Veel klachten die mensen met een bore-out beschrijven zijn:
- Geen energie
- Lusteloos, nergens meer zin in hebben
- Snel geïrriteerd
- Slecht slapen (veel, te weinig, niet doorslapen)
- Moe zijn, ook overdag
- Gespannen spieren
- Angstig
- Leeg gevoel
- Sombere gedachten
- Niet kunnen concentreren
- Gevoel los te staan van jezelf, of ‘niet echt’ zijn (derealisatie)
Als dit lijstje identiek lijkt te zijn aan de klachten van een burn-out, dan klopt dat. De symptomen zijn namelijk hetzelfde, alleen is een burn-out het gevolg van overprikkeling en een bore-out het gevolg van onderprikkeling. Die gelijkenis is niet vreemd: zoals eerder gesteld is onderprikkeling voor sommige mensen zo ondragelijk dat het bij te lang aanhouden leidt tot mentale, emotionele en uiteindelijk ook fysieke overbelasting.
De mensen die het vaakst te maken krijgen met bore-out, zijn diegenen die van nature een hoge mentale verwerkingssnelheid hebben. Hun hersenen zullen eerder zelf prikkels gaan creëren om aan de onderprikkeling te ontsnappen, en lopen door hun hoge denksnelheid een groter risico dat hun hoofd op hol slaat en gevaren verzint die voor henzelf niet meer van echt te onderscheiden zijn. Dat triggert hun overlevingsinstinct en verhoogt hun stressniveau.
Op dat punt gaat het mentale proces gelijk lopen met dat van burn-out: hun hoofd stopt niet met de spiraal van gevaar herkennen en analyseren, waardoor het stressniveau steeds hoger wordt. Het eindresultaat is dus weldegelijk overbelasting door (interne) overprikkeling, maar omdat de oorspronkelijk oorzaak juist onderprikkeling is, werkt de behandeling voor burn-out klachten vaak matig, niet of zelfs averechts.
Verkeerde diagnose
Omdat bore-out en burn-out zo veel op elkaar lijken en ook nog eens veel overeenkomsten heeft met andere aandoeningen als depressie, wordt bore-out nogal eens verkeerd gediagnosticeerd. Maakt dat wat uit als de symptomen hetzelfde zijn? Jazeker, want de oorzaak is anders, en dus ook de benodigde behandeling voor herstel.
Let wel, vaststellen of iemand met een burn-out of een bore-out kampt is ontzettend moeilijk. Ook voor artsen, psychologen en psychiaters. Beide aandoeningen kunnen alleen gediagnosticeerd worden op basis van het algehele beeld van symptomen en klachten, maar hoe maak je onderscheid als die symptomen en klachten in beide gevallen identiek zijn?
Men zal dus moeten kijken naar de persoonskenmerken en de omstandigheden die aan de klachten ten grondslag liggen. Enkele sterk versimpelde voorbeelden ter illustratie:
- Mensen met ADHD of hoogbegaafdheid hebben van nature een heel hoge mentale verwerkingssnelheid, wat zich ook uit in hun behoefte aan veel variatie in prikkels. De marge tussen te veel en te weinig prikkels is bij die snelheid echter smaller dan gemiddeld, waardoor ADHD-ers en HB-ers een groter risico lopen op zowel bore-out als burn-out. De omstandigheden van hun individuele situatie moet dan aanwijzingen geven welke behandeling de meeste kans van slagen heeft.
- Sommige mensen met autisme zijn juist niet bijzonder hoog in hun verwerkingssnelheid, maar hebben wel veel prikkels van hetzelfde soort nodig om zich lekker te voelen. Teveel andere prikkels zorgt voor overprikkeling en een verhoogt risico op burn-out, maar te weinig van de gewenste prikkels veroorzaakt onderprikkeling, waardoor alsnog bore-out op kan treden.
Waarom juist voorbeelden van neurodivergenten mensen (ADHD, ASS, HB)? Omdat deze groep in mijn professionele en persoonlijke ervaring vaker te maken krijgt met bore-out en burn-out, en ook vaker meermalig. Hun hersenen verwerken informatie en prikkels nu eenmaal aantoonbaar anders dan bij de meeste mensen, en juist dat verschil maakt hen gevoeliger voor zowel over- als onderprikkeling. Bovendien is deze groep, zoals ik eerder beargumenteerde in dit blog-artikel, groter dan vaak wordt aangenomen: zo’n 15% van de bevolking.
Bore-out kan uiteraard ook bij mensen zonder neurodivergentie voorkomen. Het doel van deze voorbeelden is vooral om te laten zien hoe moeilijk het kan zijn om vast te stellen of iemands klachten voortkomen uit te veel of juist te weinig prikkels, of dat het soort prikkels ook nog een rol speelt.
Want ook het soort prikkels is van belang voor het kiezen van een geschikte behandeling. Alleen moet je als behandelaar dan wel weten wat iemand wel en niet als prettig ervaart, en in welke mate. Op dat punt lopen zelfs de artsen en specialisten regelmatig tegen een muur, puur omdat die essentiële informatie gewoonweg ontbreekt. Ook de persoon in kwestie kan die niet altijd aanleveren.
Zelfkennis als medicijn
Mensen zijn zich over het algemeen niet bewust van hoe zij op prikkels reageren. We weten wat we fijn vinden en wat niet, maar daar houdt het wel een beetje op.
Die blinde vlek is begrijpelijk. Wat we denken, wat er voelen, welke emoties we hebben, hoe we die noemen, hoe we omgaan met problemen die we tegenkomen: dat is voor ieder van ons volkomen vanzelfsprekend. Daar staan we niet bij stil. Zelfreflectie doen we wel, maar zelden zijn we heel bewust van de waarnemingen, analyses en correcties die onze hersenen dagelijks doorvoeren op basis van onze ervaringen.
Toch is bewuste zelfreflectie noodzakelijk om bore-out – en ook burn-out – te voorkomen. Die klachten ontstaan niet van het ene op het andere moment. Die bouwen op. Hoe beter je jezelf kent en bewust bent van welke situaties en prikkels welk effect op jou hebben, hoe effectiever je jouw prikkelmanagement kan inrichten om de balans te vinden tussen wat teveel is, wat te weinig, en wat precies goed.
Klinkt makkelijk, maar de praktijk is weerbarstig. Hoe we op een prikkel reageren kan verschillen van dag tot dag, zelfs moment tot moment. Dat leren inschatten kost tijd en bewuste moeite. Bijsturen gaat met die kennis wel makkelijker, maar geen mens is een eiland. We leven met en tussen anderen in een behoorlijk drukke wereld waarin we soms maar beperkte invloed hebben om een onprettige situatie te veranderen.
Daar komt bij dat het onderbewuste deel van bore-outs onderbewust blijft, ook als je erop bedacht bent. Ik weet als jaren dat ik steevast destructieve gedachten krijgt tijdens het doen van huishoudelijke klusjes, maar die wetenschap kan niet voorkomen dat ik ze toch krijgt. Wel heb ik geleerd om mijn op hol geslagen hoofd niet serieus te nemen, zodat ik de spanning die zich dan onvermijdelijk opbouwt ook weer los kan laten.
In hoofdlijnen is dat ook het enige wat je kan doen om bore-out of burn-out te voorkomen: je mentale weerbaarheid verbeteren. En ook daarvoor heb je zelfkennis nodig.
Concreet: Hoe behandel je bore-out?
Voorkomen is beter dan genezen, maar daar heb je weinig aan als je er al midden in zit.
Bij overprikkeling laat de oplossing zich redelijk raden: prikkels verminderen. Maar bij onderprikkeling is niet iedere nieuwe uitdaging een passend antwoord op je probleem. Iemand die zijn werk te simpel vindt gewoon meer werk geven kan juist tot overprikkeling leiden, omdat het wel meer prikkels zijn, maar niet het soort dat het probleem verhelpt.
Essentieel is dus om wel de ‘verkeerde’ prikkels reduceren, maar van de positieve prikkels juist meer aanbieden. Het kan dus zijn dat iemand wel doorwerkt met een bore-out, maar ander werk doet en toch ook voor minder uur, om zo de balans tussen uitdaging en rust te vinden.
Waar die balans ligt, is per persoon anders. Waar ze minder van moeten hebben en waarvan meer, is per persoon anders. Er is dus geen aangewezen protocol waar je iemand in kan stoppen in de voorop gestelde wetenschap dat ze er beter uitkomen.
Geen makkelijke opgave voor artsen en werkgevers. Temeer omdat de getroffen cliënten en werknemers zelf vaak ook geen benul hebben van wat voor hen goed zou werken. Vaak is de enige optie om effectief te behandelen dan ook: uitvragen en uitproberen.
Behandelaars kunnen niet volstaan met het opleggen van een standaard behandel plan. Ze zullen in gesprek moeten gaan met hun cliënten en hen helpen bewust te worden van hoe zijn prikkels ervaren, zodat daarop gestuurd kan worden. Als een cliënt nog geen idee heeft, zijn er voldoende technieken en behandelmethodes om mee te beginnen en proefondervindelijk vast te stellen wat wel werkt en wat niet.
Ook wanneer je zelf met een bore-out kampt, is dat een goede reden om jezelf af te vragen hoe jij prikkels ervaart. Hoe beter je dat weet, hoe sneller je kan herstellen. En als je eenmaal weet wat jouw valkuilen zijn en hoe die werken, kan er je des te makkelijker weer uit klimmen als je op enig moment toch weer in zo’n put valt.
Helaas is er geen short-cut voor deze problematiek. Prikkelmanagement is zo uitermate persoonlijk, dat iedere aanpak of behandeling alleen kans van slagen heeft met maatwerk.